1° de repeteervuurwapens waarvan de totale lengte groter is dan 60 cm of waarvan de looplengte groter is dan 30 cm, met uitzondering van de lange gladlooprepeteervuurwapens met een looplengte van minder dan 60 cm en van de vuurwapens met pompactie;
2° de enkelschotsvuurwapens met getrokken loop waarvan de totale lengte groter is dan 60 cm of waarvan de looplengte groter is dan 30 cm;
3° de enkelschotsvuurwapens met gladde loop;
4° de enkelschotsvuurwapens met randontsteking met een totale lengte van minstens 28 cm;
5° de vuurwapens met twee naast of boven elkaar geplaatste lopen waarvan de totale lengte groter is dan 60 cm;
6° de specifiek voor het sportschieten ontworpen pistolen met maximum vijf schoten van kaliber.22;
7° de wapens die, via het sluitstuk, via de loopmond of via de voorkant van de trommel uitsluitend met zwart kruit of met patronen met zwart kruit en afzonderlijke ontsteking geladen worden en waarvan het brevet dateert van voor 1890.
Bron: FOD Justitie