• Pictures
  • Pictures2
  • Pictures3
  • Pictures4
  • Pictures5
  • kleiduif.be

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen


Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

Art. 2. De proefbank voor vuurwapens, zoals opgericht bij de wet van 24 mei 1888 houdende regeling van den toestand der proefbank voor vuurwapens gevestigd te Luik, en hierna "proefbank" genoemd, is een autonome instelling van openbaar nut met rechtspersoonlijkheid. De proefbank valt onder de toepassing van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut.

Art. 3. De proefbank heeft als opdracht:
    1° het keuren en het certificeren van vuurwapens, onderdelen van vuurwapens en patronen, volgens de voorwaarden bepaald door de Koning;
    2° de opspoorbaarheid, de identificatie en de categorisatie van de in België gefabriceerde of ingevoerde vuurwapens overeenkomstig de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens;
    3° de homologatie van alarmwapens overeenkomstig het koninklijk besluit van 18 november 1996 tot indeling van sommige alarmwapens bij de categorie vergunningsplichtige vuurwapens;
    4° het neutraliseren, het ombouwen en het vernietigen van de vuurwapens overeenkomstig de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens;
    5° het toezicht op vuurwapens, onderdelen van vuurwapens en alarmwapens binnen het kader van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten;
    6° het attesteren van de technische kenmerken van vuurwapens;
    7° de kennisontwikkeling, het deelnemen aan nationale en internationale werkgroepen en de technische ondersteuning van overheden in het kader van de opdrachten vermeld in dit lid.
    De proefbank ontwikkelt de nodige activiteiten om aan haar opdrachten te voldoen en kan ook nevenactiviteiten ontwikkelen die aansluiten bij haar opdrachten.

Art. 4. De Koning bepaalt de ligging van de zetel van de proefbank.
    De proefbank kan bijkomende antennes vestigen op het nationale grondgebied.
    De proefbank mag geen andere onroerende goederen bezitten dan degene die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van haar werkzaamheden.

Art. 5. De organen van de proefbank zijn de Raad van Bestuur en de directeur.
    De omschrijving en de invulling van de opdrachten van deze organen wordt door de Koning bepaald.
    De organen stellen in overleg een huishoudelijk reglement op dat aan de Koning ter goedkeuring wordt voorgelegd.


HOOFDSTUK 2. - De Raad van Bestuur


Art. 6. § 1. De Raad van Bestuur bestaat uit:
    1° drie leden die de representatieve belanghebbende economische sectoren vertegenwoordigen, waarvan er ten minste één de wapenfabrikanten vertegenwoordigt;
    2° vier onafhankelijke leden op gezamenlijke voordracht van de minister bevoegd voor Economie en de minister bevoegd voor Justitie.
Bij de samenstelling wordt de taalpariteit verzekerd. De taalrol van de voorzitter wordt niet in rekening gebracht.
De onafhankelijke leden voldoen aan de volgende voorwaarden:
    1° zij zijn geen verzamelaar van wapens, wapenhandelaar of werknemer ervan, of lid van een vereniging van wapenhandelaars, verzamelaars of -gebruikers;
    2° hun verwanten tot de tweede graad zijn geen wapenhandelaar;
    3° ze hebben gedurende een periode van drie jaar voorafgaand aan hun benoeming, geen deel uitgemaakt van het leidinggevend personeel van de proefbank; en
    4° hun echtgenoot, wettelijk samenwonende partner of bloed- of aanverwanten tot de tweede graad maken geen deel uit van de Raad van Bestuur of het leidinggevend personeel van de proefbank.

De leden worden benoemd door de Koning.
    § 2. Onder de onafhankelijke leden van de Raad van Bestuur wordt een voorzitter gekozen.
    § 3. Overeenkomstig artikel 9, § 1, tweede lid, van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, benoemt de Koning de regeringscommissarissen op voordracht van de minister bevoegd voor Economie evenals op voordracht van de minister bevoegd voor Justitie.

De regeringscommissarissen beschikken voor het vervullen van hun opdracht over de ruimste macht.
    § 4. De leden van de Raad van Bestuur worden benoemd voor een termijn van zes jaar die hernieuwbaar is.
Indien het mandaat van een lid van de Raad van Bestuur vroegtijdig wordt beëindigd, wordt een vervanger benoemd door de Koning voor de resterende duur van het mandaat.

 

HOOFDSTUK 3. - De directeur


Art. 7. De directeur van de proefbank wordt benoemd door de Koning, en kan door Hem worden ontslagen.
De Koning bepaalt de procedure van de benoeming, de evaluatie, de schorsing en de beëindiging van het mandaat van de directeur.

Art. 8. De directeur wordt benoemd voor een periode van zes jaar. Het mandaat is hernieuwbaar na een gunstig advies van de Raad van Bestuur.

Art. 9. De directeur staat in voor het dagelijks bestuur van de proefbank en stelt alle handelingen die nodig of dienstig zijn voor de uitvoering van zijn opdrachten, en kan hiertoe verbintenissen afsluiten.
De directeur staat onder toezicht van de Raad van Bestuur.


HOOFDSTUK 4. - Werking van de proefbank


Art. 10. § 1. Behoudens hetgeen bepaald wordt in paragraaf 2, worden de tarieven voor het vervullen van de opdrachten van de proefbank bepaald door de Raad van Bestuur.
De tarieven worden zo bepaald, dat er geen enkele financiële last ten laste valt van de Schatkist.
§ 2. Het tarief voor de vernietiging van wapens op gerechtelijk bevel wordt bepaald door de Koning op voorstel van de Raad van Bestuur.
Deze kosten worden aan de Federale Overheidsdienst Justitie gefactureerd volgens de nadere regels bepaald door de Koning.
Art. 11. De Koning bepaalt de technische proeven en controles waaraan de vuurwapens, onderdelen van vuurwapens en patronen dienen te worden onderworpen, alsmede de technische vereisten waaraan deze met het oog op het certificeren ervan moeten voldoen.
Art. 12. Beroepen over beslissingen van de proefbank worden bij de proefbank ingediend volgens de procedure vastgelegd in het huishoudelijk reglement.


HOOFDSTUK 5. - Toezicht en sancties


Art. 13. Niemand mag onder zich houden voor het schieten of gebruiken voor het schieten, verkopen, te koop stellen, noch in zijn magazijnen, winkels, opslagplaatsen of werkplaatsen hebben, vuurwapens, onderdelen van vuurwapens of patronen die niet aan de voorwaarden van deze wet of haar uitvoeringsbesluiten voldoen.

Art. 14. Vuurwapens, onderdelen van vuurwapens en patronen, die gekeurd en gecertificeerd zijn door een door de Belgische overheid erkende proefbank onder de voorwaarden bepaald bij de overeenkomst tot wederzijdse erkenning van draagbare vuurwapens goedgekeurd bij de wet van 20 januari 1971 houdende goedkeuring van de overeenkomst tot wederzijdse erkenning van de beproevingsstempels voor draagbare vuurwapens en van het reglement met bijlagen I en II, opgemaakt te Brussel op 1 juli 1969, worden geacht te voldoen aan de door de Koning bepaalde voorwaarden, bedoeld in artikel 11.

Art. 15. De minister bevoegd voor Economie en de minister bevoegd voor Justitie schrijven de controle- en toezichtmaatregelen betreffende de interne werking van de proefbank, voor.

Art. 16. Elke inbreuk op artikel 13 is strafbaar met een gevangenisstraf van 8 dagen tot 1 maand en een geldboete van 26 tot 25 000 EUR en, in voorkomend geval, de inbeslagname en de verbeurdverklaring, zonder vergoeding, van de vuurwapens, de onderdelen van vuurwapens en de patronen die aanleiding tot de inbreuk hebben gegeven, ook al behoren ze niet tot de overtreder.
Alle bepalingen van Boek I van het Strafwetboek, inclusief hoofdstuk VII en artikel 85, zijn toepasselijk op de inbreuken bedoeld in het eerste lid onder voorbehoud van de toepassing van de bepalingen in het derde lid.
Bij herhaling binnen een periode van vijf jaar vanaf de datum van een in kracht van gewijsde gegane veroordeling wegens dezelfde inbreuk worden de maximale geldboetes en opgelopen straffen verdubbeld.

Art. 17. De Koning stelt de directeur en hoogstens twee werknemers van de proefbank, voorgesteld door de minister bevoegd voor Economie en de minister bevoegd voor Justitie, aan in de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, om het hoge toezicht te houden op de veiligheid en conformiteit van vuurwapens, onderdelen van vuurwapens en patronen via de controle van de toepassing van de bepalingen van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten en om de inbreuken van dezelfde bepalingen op het gehele grondgebied op te sporen en vast te stellen.
Zij die worden aangesteld in de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, leggen de eed af voor de rechtbank van eerste aanleg van hun woonplaats.


HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen


Art. 18. In artikel 1 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, worden in de categorie C, op hun plaats in de alfabetische volgorde, de woorden: "de proefbank voor vuurwapens" ingevoegd.

Art. 19. § 1. De wet van 24 mei 1888 houdende regeling van den toestand der proefbank voor vuurwapens gevestigd te Luik, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 april 2016, wordt opgeheven.
    § 2. Aan de mandaten van de bestuurder van de proefbank, de voorzitter, de ondervoorzitter en de wapenmeesters van de bestuurscommissie die bij de inwerkingtreding van deze wet in functie zijn, wordt van rechtswege een einde gesteld.
Zij oefenen hun mandaat verder uit tot er is voorzien in hun vervanging.

Art. 20. Deze wet treedt in werking op 1 januari 2019.
De Koning kan voor iedere bepaling ervan een datum van inwerkingtreding bepalen voorafgaand aan de datum vermeld in het eerste lid.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 8 juli 2018.
FILIP
Van Koningswege :
De Vice-Eersteminister en Minister van Economie en Consumenten,
K. PEETERS
De Minister van Justitie,
K. GEENS
Met 's Lands zegel gezegeld :
De Minister van Justitie,
K. GEENS

Publicatie : 2018-07-17
Numac : 2018040258

Bron: http://www.ejustice.just.fgov.be/eli/wet/2018/07/08/2018040258/staatsblad

 

 

Het vervoer van wapens wordt deels geregeld in de wapenwet. Vergunninghouders, jagers, bijzondere wachters, sportschutters en houders van een Europese vuurwapenpas afgegeven in een andere lidstaat van de EU mogen vuurwapens vervoeren.

De wapens mogen alleen vervoerd worden tussen hun woonplaats en hun verblijfplaats, of tussen hun woon- of verblijfplaats en de schietstand of het jachtterrein, of tussen hun woon- of verblijfplaats en een erkende persoon. Tijdens het vervoer dienen de vuurwapens ongeladen en verpakt te zijn in een afgesloten koffer (bv. een autokoffer indien deze gescheiden is van de rest van het voertuig en indien deze op slot kan; het mag ook de koffer zijn van een breakwagen of jeep indien de hele auto op slot is en indien de munitie aan het zicht is onttrokken), of uitgerust te zijn met een trekkerslot of een equivalente beveiliging. Een beveiliging is equivalent als ze dezelfde waarborgen biedt tegen diefstal of tegen oneigenlijk gebruik van het wapen.

In het KB worden bijkomende veiligheidsmaatregelen opgelegd die in acht moeten worden genomen tijdens het vervoer:


• de wapens moeten ongeladen zijn, de laders leeg. De laders kunnen dus niet thuis worden gevuld;
• het wapen moet onbruikbaar zijn gemaakt door een veiligheidsslot of door het wegnemen van een voor zijn werking essentieel onderdeel. Als alternatief kan het wapen gedemonteerd worden vervoerd;
• het wapen mag niet in het zicht liggen, en het moet buiten handbereik worden vervoerd in een slotvaste koffer of etui;
• de munitie moet veilig verpakt worden (bij voorkeur in haar originele verpakking of in een munitiedoosje);
• bij vervoer met een motorvoertuig moeten de etuis met het wapen en de munitie in de slotvaste koffer (zie hoger) van het voertuig worden vervoerd. Dit is niet van toepassing op het jachtterrein;
• het voertuig mag niet onbewaakt achterblijven terwijl de wapens erin opgeslagen liggen. Het is daarom aangeraden in de onmiddellijke nabijheid van de schietstand te parkeren, bij voorkeur in het zicht van bijvoorbeeld de cafetaria. De bewaking mag ook worden gedaan met behulp van honden of een camera.

Bron: FOD Justitie

 

 

Voorwaarden
Houders van een jachtverlof mogen lange wapens die toegelaten zijn waar het jachtverlof geldig is en de daarbij horende munitie voorhanden hebben op voorwaarde dat hun strafrechtelijke antecedenten, hun kennis van de wapenwetgeving en hun geschiktheid om veilig een vuurwapen te hanteren zijn nagegaan.

Dit betekent dat jagers (d.w.z. houders van een jachtverlof) sommige vergunningsplichtige vuurwapens voorhanden kunnen houden zonder vooraf een wapenvergunning aan te vragen. Wat die wapens betreft, zijn zij dus vrijgesteld van de algemene vergunningsplicht, maar hieraan zijn enkele voorwaarden en verplichtingen gekoppeld.

Het jachtverlof wordt afgegeven door het Vlaamse of het Waalse Gewest. Ook gelijkwaardige documenten die werden afgeleverd in een andere lidstaat van de Europese Unie, of een door de Minister van Justitie erkend document afgeleverd in een andere staat, verlenen het recht om de jacht te beoefenen.


Vergunningsprocedure
Houders van een jachtverlof moeten voor het voorhanden hebben of het verwerven van jachtwapens geen vergunning aanvragen omdat het jachtverlof geldt als vergunning tot het voorhanden hebben of aankopen van die wapens.

Houders van een jachtverlof moeten hun wapens wel laten registreren in het Centraal Wapenregister.


Soorten wapens
Houders van een jachtverlof mogen enkel jagen met lange wapens die toegelaten zijn waar het jachtverlof geldig is en de daarbij horende munitie. Het zijn dus de jachtdecreten (en hun uitvoeringsbesluiten) van de plaats waar de jacht wordt beoefend, die bepalen met welke wapens mag worden gejaagd.

Het jachtdecreet van Vlaanderen(externe link) verschilt van dat van Wallonië(externe link).


Sancties
De gouverneur die bevoegd is voor de verblijfplaats van de jager kan het recht om een wapen voorhanden te hebben beperken, schorsen of intrekken als blijkt dat het voorhanden hebben van het wapen de openbare orde kan verstoren.

Bron: FOD Justitie

 

 

Een aantal veiligheidsmaatregelen moet steeds door elke wapenbezitter worden genomen, ongeacht de hoeveelheid opgeslagen wapens. Daarenboven worden bijkomende veiligheidsmaatregelen opgelegd in functie van het aantal opgeslagen vergunningsplichtige wapens (daarin begrepen de aan de wettelijke proef onderworpen onderdelen). Het nieuwe KB voorziet in drie drempels:
• bewaring van minder dan 6 vergunningsplichtige wapens;
• bewaring van minder dan 11 vergunningsplichtige wapens;
• bewaring van 11 tot en met 30 vergunningsplichtige wapens.
• bewaring van meer dan 30 vergunningsplichtige wapens.
Bij overschrijding van één van deze drempels dienen steeds strengere veiligheidsmaatregelen te worden genomen.

Elke particulier moet bij de opslag van vergunningsplichtige vuurwapens op de verblijfplaats de volgende veiligheidsmaatregelen naleven:
1° de wapens moeten ongeladen worden bewaard. Een wapen wordt als ongeladen beschouwd als “de kulas, de kamer en de lader die op het wapen is bevestigd noch een voortstuwend element, noch een projectiel, noch een patroon bevatten die kan worden afgevuurd”.

Daarom mag een revolver, een pistool of een geweer geen patroon in de kamer bevatten. Uit deze definitie volgt ook dat het wapen niet mag worden bewaard met een lader waarin patronen zitten. Deze beperking is van toepassing voor alle particulieren. Enkel als de vergunning werd uitgereikt met de wettige reden “persoonlijke verdediging” mag het wapen
geladen worden bewaard.

2° de wapens en de munitie moeten steeds buiten het bereik van kinderen worden bewaard.
3° de wapens en de munitie mogen niet “ogenblikkelijk” toegankelijk zijn.


Men moet vermijden dat een onbevoegde (of een inbreker) die de wapens vindt, ook onmiddellijk de munitie vindt, zodat hij direct over een bruikbaar wapen beschikt. Daarom moeten de wapens en de munitie bijvoorbeeld in een andere kast worden bewaard. Het is af te raden om munitie te bewaren in een kluis. Bij brand kan er dan immers drukophoping ontstaan, met mogelijk ontploffingsgevaar.


4° de wapens en de munitie moeten bewaard worden op een plaats die geen uiterlijk kenteken draagt dat er zich een wapen of munitie in bevindt.

De bedoeling van deze regel is dat men onbevoegden niet de weg wijst naar een plaats waar wapens opgeslagen liggen.


5° eveneens mogen werktuigen die een inbraak kunnen vergemakkelijken niet langer dan noodzakelijk worden achtergelaten in de nabijheid van plaatsen waar de wapens worden bewaard.

Men mag dus ook geen ladders laten slingeren die toegang kunnen geven tot een venster
van een wapenkamer.

Bij diefstal, of bij poging tot diefstal van een vuurwapen, een los onderdeel, munitie, registers of documenten met betrekking tot het wapen moet onmiddellijk aangifte worden gedaan bij de politie. Binnen de 48 uur dienen precieze gegevens over de aard van de gestolen zaken te worden doorgegeven .De betrokken politiedienst brengt de gouverneur onmiddellijk op de hoogte.

In veel politiezones kan men technopreventief advies vragen aan een veiligheidsadviseur van de
lokale politie. Deze adviseur onderzoekt dan de woning en duidt zwakke plekken aan. Er worden tevens tips voor beveiliging gegeven. In sommige gemeenten worden hiervoor subsidies toegekend (bijvoorbeeld voor het plaatsen van een inbraakwerende deur).


◊ Opslag van 1 tot en met 5 vergunningsplichtige wapens
Wapens moeten veilig worden opgeslagen, zodat oneigenlijk gebruik of vervreemding bemoeilijkt wordt. Ze mogen niet onbeveiligd rondslingeren in de woning. Wie minder dan 6 vergunningsplichtige wapens heeft, dient minstens één van de volgende veiligheidsmaatregelen te nemen:

1° aanbrengen van een veiligheidsslot (bijvoorbeeld een trekkerslot met cijfercode of met sleutel);
2° wegnemen en afzonderlijk bewaren van een voor de werking van het wapen essentieel onderdeel (bijvoorbeeld de grendel of de loop van het wapen verwijderen en opslaan in een andere kast dan de kast waarin het wapen is opgeslagen);
3° het bevestigen van het wapen met een ketting aan een vast punt (bijvoorbeeld aanbrengen van een ketting of staaldraad in de trekkerbeugels van de wapens die naast elkaar staan in een rek, en deze ketting of staaldraad met een slot vastmaken aan een punt dat vastzit in de muur). De particulier kan dus zelf kiezen welke veiligheidsmaatregelen hij neemt. Hij kan de verschillende maatregelen combineren, of voor verschillende wapens andere veiligheidsmaatregelen toepassen. De bedoeling is dat voor elk wapen minstens één van de genoemde maatregelen genomen is.


◊ Opslaan van minder dan 11 vergunningsplichtige wapens
Wie van 6 tot 11 vergunningsplichtige wapens opslaat, dient ze te bewaren in een slotvaste en in stevig materiaal gemaakte wapenkast. Deze kast kan niet gemakkelijk worden opengebroken, en mag geen uiterlijk kenteken dragen waaruit blijkt dat erin wapens worden bewaard. De regelgeving legt geen verplichting op om een bepaald type kast te gebruiken. De bedoeling is dat de wapens worden bewaard in een stevige kast, die bovendien kan worden afgesloten en enige weerstand biedt bij inbraak. In de praktijk kan gedacht worden aan stevige metalen kantoorkasten met een hangslot of aan in massief hout uitgevoerde kasten of koffers die behoorlijk kunnen worden afgesloten. Uiteraard geldt dat, eens de drempel van 5 wapens overschreden is, alle wapens moeten worden bewaard in die kast. Het louter bezitten van een dergelijke kast is niet voldoende.


◊ Opslaan van meer dan 10, maar minder dan 31 vergunningsplichtige wapens
Wie van 10 tot 30 vergunningsplichtige wapens opslaat, moet die allemaal bewaren in een daarvoor ontworpen wapenkluis. De regelgeving legt geen technische normen op. Wel is vereist dat de wapenkluis afgesloten is met een mechanisme dat niet kan worden geopend dan met behulp van een elektronische, magnetische of mechanische sleutel, een alfabetische of numerieke combinatie of een biometrische herkenning. De wapenkluizen die courant in de handel verkocht worden volstaan hier. Het is niet vereist dat ze aan een minimum technische veiligheidsnorm voldoet. Als de kast minder dan 150 kg weegt, is het aan te raden ze vast te maken in de muur. De wapenkluis en de munitie moeten zich in een ruimte bevinden waarvan alle toegangen en ramen behoorlijk zijn afgesloten. De sleutels van de wapenkluis en die van de ruimte waarin de wapenkluis zich bevindt, mogen niet op de sloten worden gelaten. Die sleutels moeten op een veilige plaats, buiten het bereik van kinderen en derden worden bewaard. Alleen de eigenaar mag toegang hebben tot deze sleutels. Wie veel wapens opslaat, dient dus mogelijk meerdere kluizen te kopen om die wapens in te bewaren. Het KB laat echter ook de keuze voor een alternatief toe. De wapens moeten niet worden bewaard in een kluis als de toegangen van het lokaal waarin de wapens zijn opgeslagen, voldoen aan de volgende normen:


• deuren in vol hout, die minstens 4 cm dik zijn, of in een ander materiaal van vergelijkbare sterkte, of deuren met gelaagd glas;
• in de toegangsdeur tot de wapenkamer en de buitendeuren van het gebouw moeten tenminste 2 dievenklauwen worden aangebracht;
• de toegangsdeur moet zijn uitgerust met hetzij een driepuntsslot dat 5 minuten weerstand biedt bij inbraak, hetzij een combinatie van drie sloten die samen 5 minuten weerstand bieden bij inbraak.


Bij een appartementsgebouw kan het dus al voldoende zijn om een gepantserde inbraakbestendige voordeur te plaatsen met een degelijk slot. Alle ruimtes voldoen dan aan de norm, zodat de wapens in een kamer binnen het appartement kunnen worden opgeslagen zonder dat ze nog in een kluis
hoeven te liggen. Een particulier kan er ook voor kiezen om ineens de normen na te leven voor de opslag van meer dan 30 vergunningsplichtige wapens (klasse G). Wie in orde is met deze strengere norm, moet geen rekening houden met de andere specifieke normen voor opslag (trekkerslot, wapenkast of kluis, …). Uiteraard moeten de veiligheidsmaatregelen die altijd van toepassing zijn wel worden nageleefd.


◊ Opslaan van meer dan 30 vergunningsplichtige wapens
Wie meer dan 30 vergunningsplichtige wapens opslaat, moet voldoen aan de veiligheidsmaatregelen van klasse G.340

Bron: FOD Justitie

 

 

Voorwaarden
Houders van een sportschutterslicentie mogen bepaalde vuurwapens en bijhorende munitie hebben die ontworpen zijn voor het sportschieten, op voorwaarde dat hun strafrechtelijke antecedenten, hun kennis van de wapenwetgeving en hun geschiktheid om veilig een vuurwapen te hanteren, vooraf zijn nagegaan met positief resultaat.

Dit betekent dat sportschutters (d.w.z. houders van een sportschutterslicentie) sommige vergunningsplichtige vuurwapens voorhanden kunnen houden zonder vooraf een wapenvergunning aan te vragen. Zij zijn met andere woorden wat die wapens betreft vrijgesteld van de algemene vergunningsplicht, maar hieraan zijn enkele voorwaarden en verplichtingen gekoppeld.

De sportschutterslicentie wordt afgegeven namens de Vlaamse, Franstalige of Duitstalige gemeenschap.


Vergunningsprocedure
Houders van een sportschutterslicentie moeten voor het voorhanden hebben of het verwerven van wapens voor sportschieten geen vergunning aanvragen omdat de sportschutterslicentie geldt als vergunning tot het voorhanden hebben of aankopen van deze wapens.

Houders van een sportschutterslicentie moeten hun wapens wel laten registreren in het Centraal Wapenregister.


Soorten wapens
Houders van een sportschutterslicentie mogen enkel sportschieten met vuurwapens en de daarbij horende munitie(externe link) die ontworpen zijn voor het sportschieten.

Voor alle andere wapens die kunnen worden gebruikt bij het sportschieten is een vergunning nodig.


Sancties
De gouverneur die bevoegd is voor de verblijfplaats van de sportschutter kan het recht om een wapen voorhanden te hebben beperken, schorsen of intrekken als blijkt dat het voorhanden hebben van het wapen de openbare orde kan verstoren.

Bron: FOD Justitie